Verder met de Wet open overheid

De Wet open overheid (Woo) is op 28 september inhoudelijk behandeld in de Eerste Kamer. Op 5 oktober is de wet aangenomen. In art. 10.3 van de Woo staat dat de wet zes maanden na publicatie in het Staatsblad van kracht wordt. Naar verwachting gaat de Woo daarom per 1 mei of per 1 juni 2022 in. Hoe ziet de wet er nu uit en waar kunnen overheidsorganen rekening mee gaan houden?

PLOOI nog niet klaar
Aan de vooravond van het debat in de Eerste Kamer uitten de koepels van provincies, gemeenten en waterschappen (resp. IPO, VNG en UvW) in een brief aan de leden van de Eerste Kamer hun zorg over de stand van zaken van PLOOI, het Platform Open Overheidsinformatie. In de Woo is PLOOI het verplichte platform geworden waar de verplicht openbaar te maken overheidsdocumenten op gepubliceerd moeten worden. Dat platform is, zo betogen de koepels, nog onvoldoende ontwikkeld en beschikbaar. Ook is niet duidelijk wat de technische aansluitvoorwaarden zijn en wat de kosten worden. Het platform wordt ontwikkeld door KOOP, het Kennis- en Exploitatiecentrum Officiële Overheidspublicaties, een uitvoeringsorganisatie van het ministerie van BZK. De minister gaf aan dat PLOOI voldoende ver was ontwikkeld, maar dat het een probleem is dat er zoveel organisaties (ruim 500) op aangesloten moeten worden. Die hebben hun zaken daarvoor nog onvoldoende op orde. De minister gaf daarbij aan dat de Woo voorziet in een gefaseerde implementatie. Uiterlijk begin 2022 zal er duidelijkheid komen door een aansluitplan met technische eisen en een kostenverdeling. De koepels zullen daarover worden geraadpleegd. De minister gaf ook aan dat zij streeft naar aansluiting voor het Rijk in 2023 voor de documenten uit de eerste informatiecategorieën. Over wanneer de decentrale overheden zullen volgen en kunnen starten met het actief openbaar maken van hun eerste documenten op PLOOI zal ook begin 2022 meer duidelijk worden.

Ter stemming ingediende moties
Door de Eerste Kamer werden twee moties ter stemming ingediend. Een motie pleitte ervoor dat Nederland binnen vier jaar een score van ten minste 125 punten op de ranking van de Global Right to Information (GRI) behaalt en dat de regering daarvoor de benodigde concrete voorstellen doet. De GRI is een internationaal erkend instrument om de sterkte van wettelijke kaders voor recht op informatie te beoordelen. Momenteel scoort Nederland 82 punten (er zijn maximaal 150 punten te behalen) en staat daarmee op plek 70 op de ranglijst. Het verwachte resultaat van de Woo voor de score GRI is nog eens 20 punten.

In de andere motie werd de regering verzocht een evaluatie van de Wet openbaarheid van bestuur uit te laten voeren en een voorstel voor te bereiden om te investeren in een deugdelijk systeem van informatiehuishouding van de overheid en een mentaliteitsverandering onder bestuurders. Dit zou in de plaats moeten komen van de Woo. De achtergrond van de motie was de kritiek en zorgen die er zijn of de Woo wel de gewenste omslag in de bestuurscultuur en een mentaliteitsverandering over openbaarheid en transparantie teweeg zal gaan brengen.

Beide moties werden op 5 oktober verworpen. De doorlopende tekst van de Woo die op 2 februari 2021 werd ingediend, kan dus als tekst voor de wet worden aangehouden.

Cultuurverandering?
Zowel in de Eerste Kamer als daarbuiten blijven twijfels over de cultuur- en mentaliteitsverandering die de Woo teweeg zal brengen. Openheid en transparantie zitten niet in de Nederlandse bestuurscultuur. De Woo gaat niet ver genoeg en heeft geen dwangmiddelen om iets te forceren. De senatoren wezen hier meerdere maken op in wisselende bewoordingen. Ook waren er zorgen over hoe ambtenaren zich gaan gedragen als ze weten dat hun adviezen allemaal openbaar kunnen worden. Gaan zij zich geremd voelen en minder schriftelijk vastleggen? In een analyse van dit soort zorgen wordt gesteld dat wetgeving niet snel een cultuurverandering zal bewerkstelligen (of het moet sterk afdwingende wetgeving zijn). De Woo heeft echter al wel veel in beweging gezet. Iedere overheidsorganisatie is momenteel bezig om de informatiehuishouding beter op orde te brengen en met het vraagstuk van het actief openbaar maken van documenten uit de elf informatiecategorieën.

Hoe verder naar 1 mei 2022
Als de Woo van kracht wordt per 1 mei of 1 juni 2022 hoeven nog niet allerlei documenten actief openbaar te worden gemaakt. Decentrale overheden hebben via hun koepels (en hun meerjarenplannen) invloed op de volgorde waarin documenten openbaar worden. De Woo gaat echter over meer dan alleen actief openbaar maken. Er moet op 1 juni 2022 dus al wel het een en ander gereed zijn. Zo vervangt de Woo de Wob. De huidige Wob-procedure moet daarom worden herschreven naar een Woo-procedure om documenten (passief) op verzoek te verstrekken. De Woo stelt andere termijnen van verstrekken op verzoek en er moet meer openbaar worden gemaakt. Een anonimiseringstool kan een handig hulpmiddel zijn om documenten sneller te kunnen verstrekken. Met het van kracht worden van de Woo moeten er ook ‘contactpersonen’ involge art. 4.7 zijn aangewezen. Deze moeten vragen van burgers beantwoorden over informatie waar de organisatie over beschikt. De toelichting op de wet suggereert dat een klantcontactcentrum zou kunnen volstaan, maar zeker is dat bepaald niet. Als hiervoor aparte medewerkers moeten worden aangewezen of als dit onderdeel moet worden gemaakt van een takenpakket, vergt dit nog wel enig denk- en doewerk. Dan is er nog het meerjarenplan involge art. 6.2. Dit zal via de koepels IPO, VNG en UvW worden opgesteld. Echter, de individuele organisaties ontkomen er niet aan een eigen plan op te stellen waarin duidelijk wordt gemaakt hoe de informatiehuishouding de komende jaren verbeterd zal gaan worden.
Naast afwachten hoe de aansluitvolgorde op PLOOI eruit gaat zien, is er dus genoeg werk aan de winkel om de Woo in de organisatie te introduceren.